In geval van voldoende overeenstemming tussen originele elementen van beide werken (in casu sculpturen), dient de auteur van het jongere werk het vermoeden van reproductie te weerleggen door aannemelijk te maken dat hij het eerdere werk niet kende of ervan redelijkerwijze geen kennis heeft kunnen krijgen.
Er mag geen sprake zijn van schuldige ontlening.
De vergelijking moet synthetisch gebeuren, namelijk door de totaalindruk na te gaan. Gent nr. 2018/AR/2012, 24 februari 2020